woensdag 15 augustus 2007

Geachte mijnheer de Officier van Justitie,


Hierbij wil ik graag schriftelijk beroep instellen tegen de beschikking die ik bij het terug komen van mijn vakantie in de brievenbus vond. Ik zal eerlijk zeggen dat ik me verongelijkt voelde.

Voor de vakantie had ik zo mijn best gedaan om de auto ergens te parkeren waar niemand er 2 weken last van zou hebben. Ik zal in het kort het relaas even uitleggen.
Op 25 juli ga ik mijn auto verplaatsen naar een stuk in de straat waar ik de volgende dag niet zou moeten betalen. Mijn vliegtuig vertrok ‘s morgens. Ik loop naar de auto en zie dat het lampje binnen in de auto zwak brandt. U raadt het al, de accu is leeg. Ik denk dat ik tegen het lampje ben gekomen met mijn tas toen ik uitstapte zaterdag de 22e. Enfin, ik bel mijn vriend en hij komt om te helpen samen de auto dus naar een goede parkeerplaats te duwen. Het is maar een vrouwenauto maar 1 man duwen en 1 vrouw aan het stuur is toch niet leuk. Aan het begin van de straat stopt hij met de mededeling/vraag dat de auto "nu toch goed staat?". Maar ik vraag ‘m toch nog een paar meter door te duwen omdat mijn auto anders wel erg dicht tegen de afrit van de parkeerplaats staat. Eerlijk is eerlijk; ik dacht voornamelijk uit eigen belang; er zou maar een auto tegenaan rijden als deze van het parkeerpleintje naast mijn flat af zou komen, maar dit is natuurlijk ook een onderdeel van verkeersveiligheid.
Goed, de auto komt tot stilstand en ik vond het er goed uitzien. Terugkomend van de vakantie zag ik een verregend blaadje onder mijn ruitenwisser zitten. Ik begreep er niets van. Mag je dan niet 3 weken op dezelfde plaats staan ofzo? Nu blijkt dat ik binnen 5 meter van de afrit stond. Mijn vriend en ik hebben het nagemeten. Het was 4 meter. Daarbij is het niet een druk kruispunt, maar een afrit van een parkeerplaats.

Nou ben ik niet iemand die meteen over boetes zeurt. Met mijn collega’s heb ik vaak discussies over de snelheidsovertredingen die zij krijgen. Te hard is te hard. Je weet het als je deelneemt aan het verkeer dat je je aan regels moet houden zo is het.
Zelf toen ik een tijdje geleden regelmatig ziek was, zeurde ik niet over dat ik dan een bon had omdat mijn auto op een plaats stond waar ik had moeten betalen. Ik kon immers niet naar buiten om geld in de meter te gooien of de auto te verplaatsen. Zelfs toen aanvaarde ik de consequenties, denkende dat het niet het probleem was van de agent dat ik ziek was.
Maar nu vind ik het wat ver gaan. Nou ver gaan is misschien geen goede woordkeuze. Ik vind dat dit mij een fout signaal geeft. Met name nu ik zie dat er iedere seconde van de dag auto’s op dat stukje staan, dichter tegen de afrit dan ik toen stond, die boeteloos mogen blijven staan. Ik zie wekelijks agenten controleren en nu mag het wel weer lijkt het wel. Beter had ik het dan gevonden dat ik een waarschuwing kreeg dat er strenger opgetreden zal worden bij deze overtreding. Of misschien dat er een gele streep langs de stoeprand komt, als het zo’n gevaarlijk punt is. Dat dus iedereen er op moet letten.

Nu wil ik een voorstel doen. Kan ik met het hierboven staande in het achterhoofd met u afspreken dat deze beschikking van 50 euro omgezet wordt in een waarschuwing. En dat ik u mijn woord geef ver van de afrit vandaan te blijven? Daarbij beloof ik ook dat ik nog steeds niet zal zeuren als ik een verdiende overtreding krijg. Ah toe!

Lieve kusjes,

Pauline.

06-123456789

Geen opmerkingen: